Ik kom vooruit, en ik blijf staan.

Ik kom vooruit, en ik blijf staan.

Laat je niet afleiden! Doorzetten! Van proberen kun je leren! En: Gewoon negeren. – Ik hoor het dagelijks, op scholen, van ouders in de praktijk, kinderen in de praktijk en als adagio op social media.

Maar: Door alle focus op doorzetten, negeren, en gaan voor je doel, vergeten we ons gevoel en wat ons werkelijk belemmert.

De ander kant is ook waar: door focus op pijntjes, angst en gevoel van onzekerheid, vergeten we ons doel, kunnen doorzetten en richten. Is er misschien een middenweg…? Nee, er is tijd en ruimte voor beiden!

Ik loop met mijn hoofd naar voren, gespannen gericht op mijn doel, en struikel over mijn benen. Of, ik sta stil, neig naar achteren, houd mijn adem in, en er gebeurt niets.

In het eerste geval vlieg ik vooruit en weet ik niet waar ik ben. In het tweede blijf ik staan en weet ik niet waarheen ik op weg ben.

Laten we ze eens beide aandacht geven. Ik sta voor een smal wiebelig bruggetje, klaar om eroverheen te lopen, naar de andere kant van het ravijn.

Argh, dit is eng!

I
Eerst richt ik me op mezelf, dichtbij:

1. Ik adem uit, zet mijn voeten op de grond, ik houd mijn lijf recht, mijn buik vrij, en ik adem drie keer in en uit?

2. Waar ben ik?

3. Wat voel ik?

4. Waar voel ik dat?

II

Dan kijk ik naar mijn doel:

5. Wat wil ik? Wat is mijn doel?

6. Hoe ziet dat doel eruit?

III

En dan neem ik mezelf mee in dat doel:

7. Hoe sta ik daar? Wat zie ik daar? Wat doe ik daar? Hoe ruikt het daar?

8. Wat voel ik daar en waar voel ik dat?

IV

En tot slot ga ik weer terug naar mezelf en bedenk ik wat ik nodig heb om mijn eerste stap te zetten. 

Om die eerste stap te zetten, zal ik mijn voet moeten lichten en mijn zwaartepunt een beetje naar voren moeten plaatsen. Ik richt me op mijn doel, èn ik blijf bij mezelf. Ik ga een beetje naar voren, zonder te vallen. Het lukt me om mijn voeten en mijn adem mee te nemen.  Ik blijf staan, terwijl ik vooruitkom! Ik kom vooruit terwijl ik blijf staan!

Het hekje.

Het hekje.

“Dat hek is met een reden gesloten. Wij zijn niet open.”

Ik geef met een milde lach  aan dat het me spijt dat ik toch door dat dichte hekje ben gegaan om te vragen of ze misschien al open zijn.

“Wij sturen u nu niet weg, maar …..

dat hekje is met een reden gesloten.”

Ik adem uit. En ik buig.

Er is geen hekje meer, maar een groot menselijk hek, een kloof, die alleen te overbruggen lijkt via de brug van schuld en onschuld, via macht, via goed en kwaad.

Vandaag sta ik weer even voor dit grote hek, nadat ik het kleine hekje zachtjes probeerde te openen. Het grote hek tussen mens en mens, waar blijkbaar eerst schuld gevoeld moet worden, en schaamte, en pijn, en heel veel verdriet.

 

In de supermarkt trof ik een vriend. Hij zei me: “Als dat hekje je grootste probleem is vandaag…”

Ja, zei ik. Ik kijk jou aan. Ik maak contact met jou. Jij maakt contact met mij. We omhelzen elkaar. We zien elkaar. We voelen elkaar. Wat ik zeg, hoor jij. Jij laat het binnenkomen, en jij geeft jouw reactie. Ik voel geen hek. Ik voel geen gebied waar ik eigenlijk niet mag komen. Ik voel niet dat ik er eigenlijk niet mag zijn. Ik voel me welkom. Ik mag er zijn.

Het kleine hekje is daar vaak tussen mensen, tussen volwassenen die elkaar ontmoeten in een cafeetje. Tussen een vader en een moeder, een leerkracht en een ouder, een ouder en zijn kind.

Als ik je iets geef, iet vraag, iets zeg. Als ik bang ben, iets lekker vind, of pijn heb. Wil je dan even naar me kijken, wil je dan even naar me luisteren, of er gewoon even zijn? Wil je me dan even binnenlaten? Dan hoeven we straks geen hekken te slopen, of te gaan zoeken naar de sleutel.

Dankjewel.

Het is juist nu dat ik teruggevoerd word naar het hekje van afgelopen zaterdag, omdat ik híer ben en er niet kan zijn voor kinderen, jongeren en ouders elders. Mijn cirkel van betrokkenheid voelt groot, mijn cirkel van invloed is klein en hier om mij heen. Ook ik heb een hekje om mij heen. Van achter dat hekje kijk ik en voel ik en luister ik naar jou. Jouw pijn is niet de mijne. Ik zal nooit voelen en begrijpen wat jij voelt, en wie jij precies bent. Maar…

        ik zal naar je kijken, ik zal naar je luisteren, ik zal naar je zijn, als mens naast mens. Zonder macht en onmacht, zonder schuld en schaamte, zonder of met pijn.