Waar houd ik op, waar begint de wereld?

Doe dit voor je 11 bent:

1. In een boom klimmen
2. Van een heuvel rollen
3. Wildkamperen
4. Een hutje bouwen in het bos
5. Een steen over het water ketsen
6. Rennen in de regen
7. Vliegeren
8. Vissen met een net
9. Een appel van de boom eten
10.Spelen met kastanjes
11.Sneeuwballen gooien
12.Schatgraven op het strand
13. Moddertaartjes bakken
14. Een dammetje aanleggen
15. Sleeën
16. Iemand ingraven in het zand
17. Een slakkenrace houden
18. Over een omgevallen boom lopen
19. Touwslingeren
20. In de modder rollen
21. Bramen plukken
22. In een boom kijken
23. Naar een eiland gaan
24. ‘Vliegen’ in de wind
25. Een grasfluitje maken
26. Fossielen en botten zoeken
27. De zon zien opgaan
28. Een flinke heuvel beklimmen
29. Achter een waterval kruipen
30. Een vogel uit je hand voeren

[lijstje van National Trust. Bron: Volkskrant]

Leer jezelf kennen,

je lijf,

je kracht.

Kom de wereld tegen,

de grens,

tussen jou

en

de wereld.

Maak jouw plek

in

jouw wereld.

Ken jezelf!

lichaamsbewustzijn -> emotioneel bewustzijn -> zelfbewustzijn !

Welke van de 30 doe jij vandaag?

Welke doe jij vandaag met je kind?

Welke doet jouw kind vandaag?

Mijn krachten zitten hier.

Daar staat hij,

in zijn ridderpak.

Dagen aangehad,

zich te pletter gespeeld.

Hij kon de hele wereld aan.

Thuis.

Bij de deur van zijn klas twijfelt hij.

Wat vinden zij ervan? Kan dit? Is dit stoer?

Wat gaan ze zeggen, Hoe gaan ze kijken?

Daar gaat hij.

Wil je je zwaard mee?, vraag ik hem.

Hoeft niet, mam.

Mijn krachten zitten hier.

 

Ik neem het zwaard mee.

Ik kan het wel gebruiken vandaag.

Hadewych

Welke kleur heeft jouw kind?

opvoeden in zwart en wit  

Het kind leert dat het moet luisteren naar de uitslag van een test,

die zegt of het goed genoeg is of niet.

Immers: dat bepaal je niet zelf.

.

Het kind leert dat het moet luisteren naar zijn moeder en zijn vader,

die hem zeggen dat hij ’t wel durft,

ook al zegt zijn gevoel hem iets anders.

.

Het kind leert naar zichzelf te kijken door de ogen van anderen,

en zelfs door de raderen van een systeem.

Dit ben je waard. Kijk maar.

En als je daar niet aan mee wil doen,

dan ben je heel raar.

______________________________________________________________________________________

Want zo zwart/wit als een test is, is ook het beeld op voor-en tegenstanders. Als je tegen testen bent, vind je leren onbelangrijk, mag iedereen alles zelf bepalen, en regeert de chaos… Hoe zwart/wit kun je zijn?

Want zo zwart/wit als ouders soms oordelen over het gedrag van hun kind, zo is ook de kijk op opvoeden: of je laat ze vrij, of je leidt met strakke hand. Hoe kleurrijk kun je zijn …?______________________________________________________________________________________

Welke kleur heeft jouw kind?

.

.

Hij kent zijn eigen grens niet.

Veel kinderen van wie gezegd wordt dat zij sociaal onvaardig zijn hebben geen baat bij het aanleren van sociale vaardigheden alleen.  Het doet deze kinderen nog meer wankelen, doordat zij geneigd zijn deze ‘regels’ strict ter hand te nemen en zichzelf daarbij nog meer verliezen.  Zij zijn juist gebaat bij het serieus nemen van hun eigen grens en daarmee zichzelf, zodat zij zo stevig staan, dat ze niet over een ander heenlopen, noch zichzelf laten wegcijferen.

Bij sommige mensen, grote en kleine, komt de grens van de eigen ruimte niet overeen met de ruimte waarin ze op hun sterkst zouden zijn.

Ieder heeft zijn eigen ruimte.


1.
Ik loop over een plein. Aan de andere kant struikelt een kind bijna.

Zijn moeder ontgaat t, en ik wil toeschieten..

30 meter bij mij vandaan.

Mijn moeder heeft verdriet.
Ze zit naast me en ik vertel mijn verhaal.
Ik voel de pijn,
haar pijn, in mij.

Waar ligt mijn grens?
Waar houd ik op en begint de ander?
Waar houd ik op en waar begint de wereld?

2.
Bij sommige mensen, grote en kleine, komt de grens van de eigen
ruimte niet overeen met de ruimte waarin ze op hun sterkst zouden
zijn.
Voor sommigen is de eigen ruimte héél groot. Hun energie raakt
verloren in die ruimte. Zij zelf zijn overal, en maar weinig bij
zichzelf.
Anderen hebben een heel kleine ruimte. En mensen lopen door die
ruimte heen. En voorwerpen vliegen rakelings langs en gedachten en
gevoelens van anderen hebben vrij spel. De mensen zelf worden nauwelijks gezien.

3.
Een jongen wilde heel graag zijn verhaal vertellen. Hij wist alles
van Saturnus en dat moest natuurlijk iedereen weten, want het was interessant.
Hij boog héél ver voorover, naar al die mogelijke toehoorders.
Hij bewoog weer héél ver naar voren, want zij moesten nog meer
weten. Want het is heel interessant…
en toen …
toen viel hij om…

Hij snapte dat Saturnus … , maar hij kon maar niet begrijpen waarom
zijn neus zo pijn deed.
Hij wist dat…, maar niemand kwam hem helpen.

Hij wil niet geholpen worden, dachten de andere mensen.
Hij ziet ons niet, zeiden ze tegen elkaar.

En de kleine astronoom had pijn aan zijn neus en voelde zich erg alleen.

4.
Ik loop op het plein en lach.
Midden op het plein sta ik stil. Beide voeten op de grond. Adem in, adem uit.
Ik weet precies hoe groot ik ben.

Ik ben héél groot,
en het gekke is..
mijn eigen ruimte is kleiner dan de vorige keer op dit plein.

Ik luister naar het verhaal van mijn moeder.
Ik kan alles horen.
Ik luister.
En het blijft háár verhaal.

5.
De kleine astronoom leert zijn eigen ruimte kennen.
Als hij zijn voeten leert voelen,
zijn benen, zijn heupen,
zijn buik,
zijn rug, schouders en armen,
zijn handen, zijn nek, en zijn hoofd.

We beginnen bij zijn neus. Die vraagt de aandacht.
We gaan niet zo veel praten. We voelen.
Geen waarom, maar wat voel je? En waar precies? En waar nog meer?

Wat gebeurt er met dat gevoel als je op je tenen gaat staan met je
schouders omhoog? Wat gebeurt er met dit gevoel als je je buik
helemaal leegmaakt en weer loslaat? Wat gebeurt er met dat gevoel als
je dagdroomt dat je naar Saturnus reist?

De kleine grote astronoom leert zijn lichaam kennen.
Hij voelt waar t fijn is en wat pijn doet. Hij voelt wat ’t doet als hij iets vertelt.  Hij voelt wat ’t hem doet als een ander naar hem luistert.
Hij voelt hoe het is om heel sterk te zijn, terwijl je echt ontspannen bent.

Hij voelt hoe het is om stevig te staan, en te weten wat je echt wilt.

Van lichaamsbesef,
naar lichaamskracht
naar
mentale kracht.
voeten, adem, focus!

Hij voelt hoe sterk hij zelf is,
als hij bij zijn eigen kracht en zijn eigen gevoel en zijn eigen voeten op de grond blijft!

5.
Ieder heeft zijn eigen ruimte.
De grens voel je exact wanneer deze overtreden wordt.
Bij sommige mensen kun je heel dichtbij komen.
Anderen voelen je al van ver.

Als je je eigen grens serieus neemt,
kun je deze precies de juiste ruimte laten begrenzen,
de ruimte die voor jou het beste werkt.

6.
Ik werk met kinderen aan: jezelf serieus nemen. Veel kinderen van wie gezegd wordt dat zij sociaal onvaardig zijn hebben geen baat bij het aanleren van sociale vaardigheden alleen.  Het doet deze kinderen nog meer wankelen, doordat zij geneigd zijn deze ‘regels’ strict ter hand te nemen en zichzelf daarbij nog meer verliezen.  Zij zijn juist gebaat bij het serieus nemen van hun eigen grens en daarmee zichzelf, zodat zij zo stevig staan, dat ze niet over een ander heenlopen, noch zichzelf laten wegcijferen.

“Hij luistert niet”. “Hij ziet ons niet”. “Hij hoort ons niet.”
 Is vaak een teken van:
Hij kent zijn eigen grens niet.
dat is:
Hij neemt zichzelf niet serieus.
terwijl gedacht wordt: hij neemt zichzelf te serieus. Hij vindt zichzelf zo belangrijk.

Leer hem zijn grens kennen.
Leer hem zichzelf serieus te nemen.
Dan volgt de rest vanzelf!

vakantiewerk

Wat wil ik leren?

Wat doet een Kinderfilosoof in de vakantie?

Werken natuurlijk. Denken, nadenken, soms zelfs wat bedenken. Oefenen in gronden op het strand. Veel voelen, veel zien, veel samen en veel lezen.

De Kinderfilosoof werkt ook met haar kinderen. Werken is namelijk hartstikke leuk, en dat weten haar kinderen ook.

Maar…

soms denk je dat je iets niet kunt. Soms lijkt het alsof helemaal niets je lukt.

En dan is het ontzettend leuk en leerzaam eens te kijken naar waar je allemaal goed in bent:

kijken bijvoorbeeld, en dromen en dingen bedenken, en lezen en voorgelezen worden en wakker blijven!

Het is ook heel leuk om te bedenken wat je leuk vindt, en wat je het leukst vindt en wat je heel graag nog eens wilt leren:

bloemen mooi maken, en fotograferen en koken!

Vakantie en werk: prima combinatie!