

Mijn voeten en mijn vuisten luisteren niet naar mij!
Jouw zin, toen jij binnenkwam, bij mij in de praktijk. Inmiddels heb jij de taal van je voeten, handen, en mond gevonden. En daarmee de sleutel naar communicatie en contact zonder ruzie, botsingen en groot verdriet.
Eén van de Gevoelige Denkers met heel snelle radartjes. Die iets meer oppikt dan wat hij kan verwerken. Samen hebben we zijn gewoonten in het omgaan met prikkels, gewaarwordingen en emoties verkend. Zijn we de diepte ingegaan om even alles te voelen. Wat eng was en tegelijkertijd echt fijn.

In een groepje met een paar anderen, van ‘jouw soort’, experimenteerden we met ‘nieuwe jij-dingen’ en ook ‘van die Hadewych-dingen’ (zijn taal). In de veilige club GRONDIG-weerbaar speelde en trainde je. Samen. Je zag bij hem wat jij eigenlijk ook deed en bij haar wat er dan gebeurde.
In een ouderbijeenkomst GRONDIG sprak de vader van deze jongen zijn frustratie uit tegen een andere vader. En durfde weer zijn grens te stellen en papa te zijn.
‘Nu word ik eindelijk niet meer zo moe van mezelf’, zei jij, nadat je je plankje door had geslagen aan het eind van jouw traject GRONDIG. ‘Ik heb weer energie om blij te zijn.. Mijn voeten en mijn handen zijn van mij!’

Verdwijnen of gevonden worden?
De jongen met wie ik sprak op een dinsdag in maart, speelde verstoppertje. Hij leek te spelen, aandacht te trekken, weg te kruipen, maar… altijd deed hij daarna heerlijk mee met het groepje kinderen van zijn plusklas. Hij leek daar toch echt wel te willen zijn. Wat deed hij toch? Was het te spannend, wel of niet opgenomen te worden in de groep? Had hij gewoon energie over? Vond hij het lastig om zichzelf echt te laten zien?
Ik vroeg het hem. Ik vind dat leuk, zei hij, maar Stach vindt mij altijd meteen, dat is stom. – Wat zou je doen als hij je niet zou vinden?, vroeg ik hem. Dan bleef ik daar. En dan weten ze lekker niet waar ik ben. En dat duurt dan heel lang. – Hoe lang? Ik heb wel eens een uur ergens gezeten. – En toen? Waren ze jou aan het zoeken of waren ze niet meer met jou bezig? Ze zaten gewoon tv te kijken. – En toen? Toen verstopte ik me weer.
– Wil je verdwijnen of wil je gevonden worden, vroeg ik?
Wat?, hij reageert licht verschrikt.
Nou gewoon, wat ik vroeg. (Natuurlijk hebben zijn oren en hersens mij gehoord. Zijn ik protesteert even, zijn ik is even in verwarring.)
Gevonden worden, zegt hij zacht. Ik wil gevonden worden.
Het doet me denken aan kiekeboe, het spelletje waar menig peuter van geniet, en heel spannend vindt. Ben ik er? Ben jij er? Ben jij er nog? Zei jij mij?
Het spelletje kiekeboe is een prachtig psychologisch spel om de aandacht op jou te richten, en bevestiging te krijgen dat jij er bent en mag zijn. Velen spelen het spel door bijvoorbeeld te laat te komen op een afspraak. Alsof ze zeggen: Kiekeboe! Hier ben ik. En de aandacht is daar.
Fijn om die aandacht te ontvangen, voor iedereen. We kunnen deze aandacht ook geven. Heel eenvoudig. Door tegen iemand te zeggen: Fijn dat jij er bent. Welkom. En de ander even aan te kijken. De hand te schudden. Te omhelzen. Een schouderklopje te geven.
Wat wil je liever? Verdwijnen of gevonden worden?
Hadewych Simonis werkt in haar praktijk in Westland met Gevoelige Denkers, aan grond onder de voeten. Zodat kinderen èn ouders hun regie nemen en zich laten zien. Ouderbijeenkomsten, coachingsgroepen, klas, trajecten en trainingen.
Weet je welkom. Je wordt gezien!
Vieze klei

Prikkels
Sensitief.. Hoog-sensitief, hoogbegaafd, hoogbewust, lastige prikkelverwerking.. Zaken waar ouders en kinderen met wie ik werk dagelijks mee te maken hebben.
De klei laat ons niet los
“Nu gaan we met de klei!”, riep hij plots, midden in een zin over een heel ander onderwerp (wiskunde ofzo). En gelijk had hij. Wij zouden met de klei. Dertien is hij, een stuk langer dan ik, en hij weet heel goed wat hij (niet) wil en welke afspraken zijn gemaakt in de wereld.
Maar de plasticine van de HEMA is heel erg vies. Ze plakt, of is heel droog, ze voelt vettig en eng glad op de huid en de geur is niet te verdragen. Hij en ik, we gruwelen er beide van.
Wij laten de klei los
Maarrrrrr wij zijn niet die klei. De klei is ons niet de baas. Wij zijn de baas over de klei. Wij zijn de baas over onze ogen, onze huid, en onze neus. Die klei kan de pot op. De klei kan geuren wat ze wil, maar niet in onze neus. De klei kan willen plakken en viezen, maar niet bij ons.
We willen de klei weggooien. Dan zijn we er immers vanaf! Maar de klei laat ons niet los. Gooien we de klei weg, dan is de klei ons de baas. Dat niet!
Regie
We houden het roze kleverige bolletje klei in één hand, in twee, en kneden. Zachtjes, wat harder, nog iets harder. Ver van onze neus vandaan, en iets dichterbij. Met ogen dicht, en neus dicht, en even later met ogen en neus open.
Ik ben niet de klei. Ik ben niet het plakkerige van de klei. Ik ben niet de geur van de klei. We ademen uit. We hebben onze voeten plat op de grond. We maken het bolletje klei in ons hoofd kleiner dan het is. We positioneren het in onze verbeelding verder weg. We veranderen de kleur van de klei in ons hoofd, en de geur wordt de geur van een HEMA-worst en van een pannenkoek met stroop.
Wat ik met de klei doe in mijn hoofd, daar heeft de klei niets over te zeggen!
Ik ben niet mijn kind
Zo werk ik met hem en met zijn moeder. Kan zij de geur van de klei verdragen? Kan zij haar zoon die onrustig wordt van de geur van de klei verdragen? Kan zij haar zoon die woest wordt, verdragen? Kan zij zichzelf die last heeft van de last die de zoon heeft verdragen? Wat doet zij met haar last?
Beide leren wat van hen is, en wat niet. Wie waarover de regie heeft, en waarover niet. En hoe goed het kan voelen om te griezelen van klei, omdat JIJ het bent die griezelt. En omdat JIJ het bent die actie kan ondernemen. Ik ben niet mijn kind. Ik ben de ouder van mijn kind.
Hadewych Simonis werkt in haar praktijk met ouders van Gevoelige Denkers, aan grond onder de voeten, zodat ouders èn kinderen hun regie nemen. Ouderbijeenkomsten, workshops, trajecten en trainingen.

Een puber kiest tegen zichzelf.
Als er een ja gevraagd werd, gaf zij een nee. Als ze uitgenodigd werd, bedacht ze zich. Als iemand haar naar bejegende, zocht ze juist contact en deed mee, tegen zichzelf.
Evenals de peuter over wie ik gisteren sprak met zijn moeder. Hij riep maar NEE, NEE, NEE!
Als ik tegen mezelf ben, voel ik me sterk, sprak de 14-jarige hoogbegaafde jongedame uit. Dan ben ik iemand. Ze schrikt ervan. Soms komt de waarheid hard binnen als je ze uitspreekt. Nee, voegt ze eraan toe, zo bedoel ik het niet.
Ik zwijg. We weten beide wel beter. Ik weet dat ze het weet, en dat ze het voor het eerst durft uitspreken. Ik vertel haar van mijn koffertje op het plein, waar ik vroeger, toen ik haar leeftijd had, op ging staan. Van mijn legerkistjes en oversized soldatenjack. Brullend vanuit mijn fort, tegen de wereld.
Wat voelde ik mij alleen, zeg ik. Ik ben op een stoel gaan staan. Zij volgt me. Samen staan we daar, heel groot en heel stoer. We klimmen op tafel. Onze lichamen opgepompt.
Dan breekt ze. Ik kan niet meer, zegt ze.
Ze maakt contact, met zichzelf…! Op weg naar contact met anderen.